Stolpboerderij in de Schermer tot nu toe op één na oudste
Hoe oud is uw stolp?
Piramides van de polder worden ze wel genoemd. De stolpboerderijen die de skyline sieren van het Noord-Hollandse buitengebied. De eigenaren van deze boerderij in de Schermer overwegen hun stolp te laten aanwijzen als gemeentelijk monument. Inmiddels weten we dankzij jaarringenonderzoek dat deze mooie stolp, die al meer dan honderd jaar in de familie is, waarschijnlijk rond 1648 is gebouwd.
Onder de kenmerkende puntdaken, waaraan de stolpen hun bijnaam ‘piramides van de polder’ danken, kon een grote hoeveelheid graan of hooi worden opgeslagen. En dat was nodig, want door een sterke bevolkingsgroei en toenemende overzeese handel steeg de vraag naar voedsel en grondstoffen. Droogmakerijen bleken een lucratieve investering. Eén van de laatste grote meren die werden drooggemalen tussen 1633 en 1635 was de Schermeer. De uitgegeven kavels werden verpacht als landbouwgrond. Zo verschenen de eerstvolgende vijftien jaar zo’n 250 stolpboerderijen in de pas ontstane Schermer polder. Inmiddels zijn veel stolpen ook weer verdwenen. De Eenhoorn aan de Noordervaart behoort tot de categorie overgebleven stolpboerderijen, maar heeft inmiddels geen agrarische functie meer.
Beweegredenen
De stolp is sinds 1918 in bezit van de familie; al meer dan 100 jaar dus. Aan de muur boven de keukentafel hangen zwart-witfoto’s van de vorige generaties. Onderwerp van gesprek zijn de mogelijkheden van een eventuele monumentenstatus. De vorige bewoners hadden hier geen behoefte aan. Maar nu de huidige eigenaren zelf in de stolp wonen en bijna klaar zijn met de renovatie, willen zij wel graag een gesprek. Vandaar dat monumenteninspecteur Christiaan Griffioen langs komt om ze vertellen wat een eventuele aanwijzing als gemeentelijk monument inhoudt. Wat de subsidiemogelijkheden zijn en welke plichten daar tegenover staan voor de eigenaren. Ook bouwhistoricus Odwin Ralling is aanwezig. In 2016 maakte hij een cultuurhistorische inventarisatie van alle stolpen in de Gemeente Alkmaar. Samen bezitten ze veel kennis over dit bijzondere erfgoed en het keukentafelgesprek is een laagdrempelige manier om hierover in gesprek te gaan en eventuele vragen te beantwoorden.
Voor- en nadelen
Christiaan legt uit dat een gemeentelijk monument onder de Erfgoedwet valt: “Voor de eigenaar van een monument geldt daarom een instandhoudingsplicht. In de praktijk wil elke bewoner zijn huis in stand houden. Maar als het een monument is moeten verbouwingsplannen wel vroegtijdig gemeld worden bij de gemeente. Die kan dan op haar beurt controleren of een verbouwing geen schade toebrengt aan de monumentale waarden van het pand, zoals het vierkant of waardevolle historische elementen.”
In ruil hiervoor kunnen eigenaren voor 30% van de kosten subsidie ontvangen, met een maximum van 6000 euro per jaar. Hoe vaak je aanspraak kunt maken op deze zogenoemde instandhoudingssubsidie, hangt af van het soort werk dat gedaan wordt. Schilderwerk wordt bijvoorbeeld maximaal eens in de vijf jaar vergoed. Voor onderhoud aan het dak kun je eens per vijftien jaar subsidie aanvragen en voor renovaties zelfs jaarlijks.
Voor herstel van de fundering en bovenliggend metselwerk (of constructie) is een eenmalige maximale subsidie van €12.000,- mogelijk.
Om de monumentale waarden van het pand zoveel mogelijk te beschermen, kan de gemeente bijvoorbeeld vragen om bij een verbouwing een duidelijk onderscheid tussen nieuw en oud aan te brengen. Ook wordt vaak gevraagd om waar mogelijk aanpassingen aan te brengen die later eventueel omkeerbaar zijn.
Vervolg
Normaal gesproken is de volgende stap het maken van een zogenoemde redengevende omschrijving van het pand. Hierin worden alle monumentale waarden en de status van het pand nauwkeurig omschreven. Deze redengevende omschrijving dient vervolgens als nulmeting. In het geval van deze boerderij komt er echter eerst nog een dendrochronologisch onderzoek. Dat is onderzoek waarbij op basis van jaarringen de leeftijd van het gebruikte hout kan worden bepaald. Dit onderzoek is één van de specialiteiten van Odwin Ralling. Door monsters te nemen van het houtwerk in de stolp kan hij het bouwjaar van het pand nauwkeurig vaststellen.
Houtmonsters
Voor het jaarringenonderzoek kreeg Odwin drie stukken hout mee van de eigenaren. Normaal neemt hij de houtmonsters ter plekke, met een dunne ‘appelboor’, ofwel een boor met een holle kern. Hiermee haalt hij een staafje uit het hout van ongeveer een cm dik.
De drie stukken hout die Odwin meekreeg voor het onderzoek, waren overgebleven na de restauratie. Eén van deze stukken hout, afkomstig uit de kapconstructie, bleek achteraf echter niet bruikbaar voor onderzoek: “Het was een stukje spantbeen met veel knoesten en draaiingen. Dat maakte dat ik geen monster kon nemen waarop je duidelijk de jaarringen af kon lezen.”
Uitstekende houtmonsters
Maar gelukkig leverden de twee andere plakken hout juist uitstekende monsters op: “Het ene stuk was een plak hout van één van de vierkantstijlen. Het vierkant van de boerderij staat op gemetselde poeren, die in dit geval verzakt waren. Bij het opnieuw metselen, is de houten onderkant van de vierkantstijl 16 cm ingekort. En uit die afgezaagde plak hout kon ik een prima monster nemen.
Het andere stuk hout was afkomstig uit een vloerbalk van het woonhuis. Op die plek waren nog delen van korbelen zichtbaar, waardoor wist ik dat dit een dekbalk was. De eigenaren moesten tijdens de restauratie de kop van die balk laten vervangen en daarvan kreeg ik dus een deel mee. Ook hier kon ik een goed monster uit halen.”
De houtmonsters voor dendrochronologisch onderzoek worden in het laboratorium van Preßler in Duitsland bestudeerd, waarna Odwin ze terug ontvangt met een rapportage: “De uitslag heb ik toevallig net binnen. Daaruit blijkt dat de noordwestelijke vierkantstijl gemaakt is van hout dat is gekapt in de herfst of de winter van 1646, terwijl de dekbalk van het voormalig houtskelet van het woongedeelte gemaakt is uit hout dat gekapt moet zijn in de herfst of winter van 1644. Hiermee kunnen we zeker stellen dat dit de eerste boerderij is geweest die op dit perceel gebouwd is, na de uitgifte van de percelen in 1635.”
Ongeveer 1648
Op basis van de leeftijd van de houtmonsters schat Odwin het bouwjaar van de stolp in op ongeveer 1648: “We weten inmiddels dat er meestal ongeveer twee tot vijf jaar zat tussen de kap van een boom en het moment waarop het hout in een pand belandde. In die tussentijd vond onder meer het vervoer plaats van de stammen. Dat gebeurde altijd via het water, bijvoorbeeld in vlotten achter een schip. Het water spoelde dan meteen de levenssappen van de boom eruit, zodat de kans op krimp werd tegengegaan.
In mijn ogen is dit een fantastisch resultaat! Zeker als je bedenkt dat de buurboerderij De Twaalf Apostelen uit 1642 als één van de vroegste boerderijen bekend staat. Dit is (tot dusver) een goede tweede. Maar wie weet wat we nog ontdekken als we dit onderzoek in meer stolpen mogen doen!”
Timing
Met de huidige eigenaren als bewoners heeft de monumenteninspecteur weinig te vrezen. De liefde voor het ouderlijk huis blijkt maar weer wanneer er nog meer oude foto’s op tafel komen. Zij zullen zeker goed voor de boerderij blijven zorgen. Maar door de aanwijzing als gemeentelijk monument blijft de stolp ook in de toekomst veilig voor wellicht minder welwillende bewoners.
Voor de eigenaren is de timing doorslaggevend. De fase die zij nu ingaan met hun huis is er een van onderhoud. En daarbij komt de instandhoudingssubsidie van de gemeente goed van pas. Nu de uitslag van het jaarringenonderzoek bekend is, kan Odwin Ralling de zogeheten redengevende omschrijving van het pand maken. Afhankelijk daarvan beslist de gemeente in overleg met de eigenaren of hun pand de monumentale status krijgt.
Oproep
Wilt u ook aan de hand van dendrochronologisch onderzoek het bouwjaar van uw stolpboerderij laten vaststellen? Of wilt u graag eens in gesprek met een monumentenspecialist? We komen graag vrijblijvend bij u langs. Stuur een e-mail naar erfgoed@alkmaar.nl voor het maken van een afspraak.
Sander van Alphen en Judith Flapper