Terug naar het overzicht

Spontane opgraving in een stadstuin

Bewoners Voordam stuitten op eeuwenoude beerput

Onder de rook van de waagtoren, tegenover de brug naar het Waagplein, staat het pand Voordam 9, het huis van Cassandra van der Hoek en Wim van Helden. Een pand met een witgeschilderde lijstgevel en een winkelpui op de begane grond. De eigenaren zijn druk bezig met plannen voor renovatie van het pand, inclusief de achtertuin. In feite waren ze al begonnen om daar een leuke stadstuin van te maken, toen ze, bij het verwijderen van een oude boom, op een ondergrondse holte stuitten. Dat bleek een oude beerput te zijn waaruit vondsten naar boven kwamen tot aan het begin van de zeventiende eeuw. Archeoloog Rob Roedema doet zijn verhaal.


De eigenaren, Cassandra en Wim, willen hun pand aan de Voordam flink aanpakken en waren al een tijdje in de tuin bezig om die helemaal opnieuw in te richten. Vrijwel het gehele oppervlak werd ontgraven en ontdaan van puin. Ze hadden al een twintigste-eeuwse septic tank gevonden en een grote waterkelder bij het woonhuis. En tijdens het opruimwerk hadden ze al een heleboel scherven en andersoortig gebruiksgoed verzameld met het plan om er later misschien nog iets mee te doen.
Tot ze in de meest zuidoostelijke hoek van de tuin een ongeveer 30 jaar oude boom weghaalden. Toen stuitten ze op een rond bakstenen gewelf dat onder hun voeten wegbrokkelde waardoor een grote holte in de grond ontstond. Precies op dat moment kwam de gemeentelijke bouwhistoricus Odwin Ralling langs om de plannen voor de komende verbouwingen te bespreken. Na overleg met Cassandra en Wim bracht hij meteen ons, ofwel de archeologen, zijn collega’s van de vakgroep Erfgoed, op de hoogte. (Tekst gaat verder onder de foto’s)

Oude beerput

Direct de volgende dag stond ik voor de deur om al snel vast te stellen dat de eigenaren hier op het gewelf waren gestuit van een oude beerput die deels was dichtgegooid. We spraken af om de beerput aan een nader onderzoek te onderwerpen. Dus in de eerste week van juni, gingen collega Nancy de jong en ik, samen met vrijwilligers Cees Tiebi en Sjaak Waterlander aan de slag. Het waren bloedhete dagen maar we kwamen niets tekort. Cassandra trakteerde ons voortdurend op frisdrank, koffie en koekjes.
We ontdekten al snel dat het een hele klus zou worden. Naast het vele grondwater dat erin gelopen was, was de beerput gevuld met ongelofelijk veel puin. Maar liefst 2 kuub puin haalden we eruit, met daartussen de meest uiteenlopende voorwerpen. Van bakeliet tot medicijnflesjes en van elektra tot plastic. Zelfs een bijna compleet kinderdriewielertje kwam boven de grond. Waardoor we ons op een gegeven moment afvroegen of de oorspronkelijke put misschien ergens in de twintigste eeuw al door schatgravers was leeggeroofd.

Stortkoker

Dat bleek gelukkig niet het geval. Direct onder de rotzooi en het puin uit de jaren zeventig vonden we nog een intacte beerlaag. Dat betekent dat de put tot ver in de twintigste eeuw nog helemaal intact en hol moet zijn geweest. De beerput bleek niet erg groot (circa 2,20 x 2 meter) en was enigszins ovaal van vorm. In de zuidoostelijke hoek troffen we een vierkante uitgebouwde stortkoker aan. Dat was een gat van circa 50 cm in de wand van de beerput. Aan de bovenkant van het gat lag een houten balk waarop de gemetselde wand van de put weer verder omhoog ging.
De koker, van ongeveer 60 x 60 cm, liep door tot bijna aan het maaiveld. Het puin en de troep uit de jaren zeventig kwam tot ongeveer 1,75 meter onder het maaiveld. En daaronder kwamen we een dik en vrijwel schoon pakket stevige beer tegen waarin we bijna niets van historische waarde aantroffen. Deze gebruikslaag reikte tot een diepte van rond de 3 meter onder het maaiveld met daaronder schoon grijs zand. (Tekst gaat verder onder de foto’s)

Opvallend was de grote berg aan bakstenen precies in het midden van de put. Dat beeld komen we vaker tegen en dat wijst erop dat de put al eens (geheel of gedeeltelijk) opgeschoond is geweest. Bij het legen van een eenmaal dichtgemetselde put, beginnen ze namelijk altijd in het midden van het metselwerk en zodra je dat gaat afbreken, vallen er onherroepelijk stenen naar beneden. Na de opschoning, is de put destijds, waarschijnlijk omstreeks 1650, weer dichtgemetseld. Maar direct onder de houten balk, tussen de koker en de beerput, was het raak. Daar kwam het vondstmateriaal tevoorschijn!

Hoe dieper hoe ouder

De eerste vondsten uit de put betroffen een serie glazen met een zware voet en een geplooide kelk en diverse bolle wijnflessen, afkomstig uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Iets verderop in de koker, onder de houten balk door naar boven, vonden we iets jonger materiaal. Op dat moment waren we al klaar met het onderzoeken van de inhoud van de put. Maar opeens stortte er van alles uit de koker naar beneden. Daar zat bijvoorbeeld een steengoed mineraalwaterfles bij uit circa 1850 en een nog gave porseleinen pijp met de afbeelding van een paard. (Tekst gaat verder onder de foto’s)


Naarmate we dieper in de put afzakten, werd het materiaal ouder. Uit de periode rond 1640/1650 kwam onder meer een steengoed pispot naar boven en een bord met slibwerk rand, maar ook een nog complete Delftsblauwe kom met Chinees overgangsdecor.
Weer Iets dieper troffen we weer het één en ander aan, met op de bodem een majolica bord uit ongeveer 1625 met de afbeelding van een centraal rozet plus verschillende incomplete borden. Verder een aantal pijpenkopjes uit circa 1620 tot 1640. Naderhand tijdens het puzzelen bleken ook veel van de vroegere kookpotjes niet meer compleet te zijn. Terwijl het latere materiaal allemaal wel vrij compleet naar boven kwam.

Spoelwerk

Na het afronden van de opgraving, is de put met stopzand gedempt. Een groot deel van de inhoud ging vervolgens in plastic tonnen van 30 liter naar de spoellocatie, waar vrijwilligers Sjaak en Kees begonnen met de grote schoonmaak. Dat betekent dat op zeefbakken alle grond wordt gespoeld en doorzocht op scherven en snippers daarvan, maar ook op spelden, kraaltjes, botjes en alles wat er maar op de zeef te zien is. Ook Cassandra hielp een handje mee bij het spoelen.
Inmiddels is de inhoud van de put helemaal gewassen. Alles is beschreven, scherven zijn bij elkaar gepuzzeld en er staat het een en ander klaar om te worden gelijmd en eventueel gerestaureerd. (Tekst gaat verder onder de foto’s)


Opvallend is dat het gevondene niet in overeenstemming is wat je mag verwachten van zo’n huis. Het pand ligt centraal in de stad en is behoorlijk groot (een diepte van 18 meter!) en dat in de zeventiende eeuw. Maar veel van het gebruiksgoed is goed versleten, de tabakspijpjes zijn over het algemeen van slechte kwaliteit en er werd maar vrij weinig glaswerk en porselein aangetroffen. Dat laatste zou je toch wel verwachten bij een pand van dit kaliber. Van Cassandra en Wim kregen we nog wat historisch materiaal, waaronder een lijst uit de jaren zeventig van de vorige eeuw met daarop de eigenaren en/of bewoners vanaf 1581 tot in onze tijd. Uit deze lijst bleek toch duidelijk dat van de personen die hier vroeger woonden toch wel enige welstand mocht worden verwacht. Ook de koopsommen van het pand waren vrij aanzienlijk. Aardig is dat in deze historische beschrijving ook de vroegere benamingen van het pand worden genoemd. Vanaf 1592 tot zeker 1624 heette het pand ‘Die Roo Molen’ of De rode Molen, terwijl in 1644 en ook later hetzelfde pand ‘`t Vergulde Ancker’ werd genoemd.

Vanaf circa 1620

Samenvattend kunnen we het gebruik van de beerput laten starten rond 1620. Volgens Odwin, onze bouwhistoricus, is het huis van ongeveer 1570. Het kan dus zijn dat de put nog ouder is, maar uit de periode voor 1620 hebben we niets gevonden. Wellicht is de put ook rond die tijd al een keer geheel of gedeeltelijk geleegd, waardoor een groot deel van de vroegste gebruikslagen is verdwenen. In ieder geval is wel duidelijk dat rond 1640/1650 de koepel van de put een keer is geopend en deels is opgeschoond. Het oudere gebruiksgoed dat na deze leging wel is achtergebleven, is daardoor vrij incompleet geraakt. Dat verklaart ook waarom het grootste deel van het gebruiksgoed van na die leging weer wel vrij compleet naar boven kwam.
Rond 1800/1825 moet de put in onbruik zijn geraakt waarna hij ruim 150 jaar onaangeroerd in de grond bleef liggen. Totdat ergens in de tweede helft van de twintigste eeuw de beerput weer ontdekt werd tijdens een verbouwing. Waarschijnlijk is hij toen meteen gebruikt om resten van muurwerk en een heleboel rommel in te kieperen.

Vondst op vrijdag

Verschillende vondsten uit de beerput aan de Voordam zijn gedeeld op Facebook en Instagram in onze rubriek Vondst op Vrijdag. Volg ons voor elke week een nieuw portie archeologie. De teksten en foto’s zijn ook terug te vinden op deze site onder Vondst op vrijdag.