Samenvatting bouwhistorisch rapport Zijdam 16
Het pand ‘daer de clock uythangt’
Samenvatting van het bouwhistorische rapport dat Gertrud Topper maakte van De Groene Klok, het pand aan de Zijdam 16. Lees ook het interview met Gertrud.
Het pand aan de Zijdam 16 ligt op de hoek van de Zijdam met de Achterdam en kijkt uit op de Kuipersbrug (ook wel Appelsteegbrug). Het pand is eeuwenlang in gebruik geweest als woon-winkelpand, een bestemming die onlosmakelijk verbonden is met de ligging aan één van de belangrijkste aanvoerroutes van de stad, het Luttik Oudorp. Uit onderzoek blijkt dat in het woonhuis sinds het einde van de zeventiende eeuw een tapperij was gevestigd. Later, in de negentiende eeuw, ontwikkelde de tapperij zicht tot kruidenierszaak waarachter en waarboven werd gewoond. Deze functie heeft het pand tot in de jaren zestig van de vorige eeuw behouden. De huidige naam van het pand, ‘De Groene Klok’ kon worden gekoppeld aan Jan Clock, die het pand tot 1665 in bezit had. In de transportakte die werd opgesteld nadat het pand in 1665 werd verkocht, wordt gesproken van het pand ‘daer de clock uythangt’. (Tekst gaat verder onder de foto)
Diephuis
Het hoekpand aan de Zijdam is een zogenoemd diephuis dat is samengesteld uit een voorhuis en een achterhuis die zonder tussenlid met elkaar zijn verbonden.
Het pand ligt in het oostelijke deel van de binnenstad, in een gebied dat in de veertiende eeuw is opgehoogd en bewoonbaar is gemaakt door aanplemping van water.
Hoewel in het gebouw delen zijn aangetroffen van een vijftiende-eeuws houtskelet, dateert het pand in zijn huidige vorm uit de zestiende en zeventiende eeuw, de periode waarin het oostelijke deel
van de stad zich ontwikkelde als regionaal handelscentrum.
De oudste aangetroffen bouwsporen zijn vier dekbalken die zijn hergebruikt als tussenbalken. Aan de aanwezige telmerken (merktekens die tijdens het bouwen werden aangebracht) is te zien dat ze uit de vijftiende eeuw komen. De balken hebben destijds deel uitgemaakt van een samenhangend bouwsysteem en zijn vermoedelijk afkomstig van de korbeelstellen van een voorloper van het voorhuis. Hoe dit voorhuis er precies heeft uitgezien, is niet te achterhalen. Maar gelet op de aangetroffen bouwsporen en op de gangbare bouwmethode uit die tijd heeft het huis een dragend houtskelet gehad, bestaande uit één bouwlaag met een kap. En dat moet ongeveer even diep zijn geweest als het huidige voorhuis.
Achterhuis
De bouw van het achterhuis was in eerste instantie geschat op het tweede kwart van de zestiende eeuw maar inmiddels blijkt uit dendrochronologisch onderzoek (op basis van jaarringen) van het hout in het hout) dat dit al in 1490 is gebeurd. En dat is voor een versteend huis behoorlijk oud.
De hoofdopzet van het achterhuis is nog in belangrijke mate aanwezig. Het bestaat in aanleg uit twee bouwlagen en een zolder met borstwering onder een steil zadeldak. De constructie heeft een hybride vorm waarbij een houtskeletconstructie gecombineerd is met dragende metselwerk zijmuren en gevels. De constructie telt drie traveeën en bestaat op de begane grond vermoedelijk uit een samengestelde eerste verdiepingsvloer van moer- en kinderbinten waarbij de moerbalken direct zijn opgelegd in het metselwerk. Deze vloer is niet bewaard gebleven.
Eerste verdieping
De eerste verdieping wordt gevormd door twee, deels bewaard gebleven, gotische korbeelstellen met peerkraalsleutelstukken in schoon eikenhout, afgedekt met eikenhouten kinderbinten en vloerdelen. De kapconstructie bestaat uit twee kromstijlgebinten waarover afgeschoorde flieringen zijn aangebracht die de, vermoedelijk dan nog eikenhouten, sporenparen dragen. Tussen de kromstijlgebinten zijn flieringhangbalken toegepast. De kapconstructie is, op de sporenparen en
enkele windschoren na, behouden gebleven.
Vermoedelijk in het eerste kwart van de zeventiende eeuw wordt het voorhuis herbouwd waarvan de hoofdopzet nog in belangrijke mate aanwezig is. Het ‘nieuwe’ voorhuis bestaat uit twee bouwlagen met een steile kap dat in deze fase nog is uitgevoerd als zuiver zadeldak. Het pand heeft een bakstenen trapgevel in renaissancestijl boven een dragende houten winkelpui met luifel. Boven de pui is een sierband in het metselwerk aangebracht met daarin twee leeuwenmakers en een gevelsteen met de afbeelding van een volgeladen schuitje. Van deze gevel zijn alleen de gevelstenen en wat metselwerk restanten bewaard gebleven. De oorspronkelijke constructie telt vijf traveeën en
is verticaal opgebouwd uit twee gestapelde korbeelstellen onder een kapspant dat is samengesteld uit een zolder-, vliering- en A-gebint.
Begane grond
Op de begane grond worden de dekbalken ondersteund door zwanehalskorbelen en sleutelstukken met kroonlijstprofilering waarvan één complete set bewaard is gebleven, voor het overige uitsluitend
restanten. Op de verdieping zijn de meeste korbelen en sleutelstukken bewaard gebleven maar zijn ze eenvoudiger van uitvoering met een rechthoekige doorsnede en sleutelstukken met een eenvoudige ojiefprofilering. Tussen de korbeelstellen zijn tussenbalken aangebracht waardoor er sprake is van een alternerend stelsel. De tussenbalken op de eerste verdieping zijn gemaakt van hergebruikte vijftiende-eeuwse dekbalken. De kapspanten worden gekoppeld door afgeschoorde flieringen en ondersteunen samen met de muurplaten en de nokgording een dak van rondhouten sporen. Aan de zoldervliering zijn flieringhangbalken opgehangen.
In de eerste helft van de negentiende eeuw is het strijkspant verwijderd en is het dak voorzien van een wolfseind. De kapconstructie is nagenoeg geheel bewaard gebleven, inclusief een deel van de rondhouten sporen.
Aansluitend op de bouw van het voorhuis wordt de eerste verdiepingsvloer van het achterhuis verhoogd. De moerbalken en kinderbinten worden verwijderd en vervangen door een enkelvoudige balklaag die wordt ondersteund door een gelijktijdig aangelegde metselwerk gangmuur. Het plafond van de kamer aan de andere zijde van de gangmuur wordt afgewerkt met dunne eikenhouten delen. De muurstijlen van de bovenliggende korbeelstellen worden verlengd tot op de begane grond vloer.
Doorbraken
In de tussenmuur tussen het voor- en achterhuis worden een aantal doorbraken gemaakt teneinde de vloerniveau’s met elkaar te verbinden. Deze ingrepen zijn alle bewaard gebleven.
Uit de achttiende eeuw zijn weinig bouwsporen bewaard gebleven. In de eerste helft van de achttiende eeuw worden de glas-in-loodramen van de winkelpui vervangen door ramen met een houten roedeverdeling. Omstreeks het midden van de achttiende eeuw worden op de begane grond in de zijgevel grote schuiframen geplaatst waarvan de bovenlichten en een deel van de kozijnstijlen bewaard zijn gebleven. Vermoedelijk is de constructie van het achterhuis toen opnieuw aangepast en zijn de muurstijlen, peerkraalsleutelstukken en korbelen ter plaatse van de rechter zijgevel verwijderd.
In de eerste helft van de negentiende eeuw wordt de getrapte top van de voorgevel verwijderd en breder opgemetseld zodat een lijstgevel ontstaat. Het dak wordt afgewolfd. In de voorgevel en in de zijgevel op de eerste verdieping van het voorhuis worden negenruits schuiframen geplaatst. Vermoedelijk wordt in deze fase de schouw in de voorkamer verplaatst van de tussenmuur naar de rechter zijgevel. De traditionele winkelpui blijft in deze fase behouden hoewel de achttiende-eeuwse ramen worden vervangen door grotere ruiten. Ook de deuropening wordt aangepast. Van de gevelwijzing is alleen een schuifraam in de zijgeveI bewaard gebleven. In deze fase wordt de steeg
inpandig gemaakt, vermoedelijk in combinatie met de aanleg van een, inmiddels verdwenen, trap in het achterhuis. (Tekst gaat verder onder de foto)
Renovatie achterhuis
In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt het achterhuis gerenoveerd. Het dak wordt vervangen en de hijskapel wordt geplaatst in combinatie met de schuiframen op de eerste verdieping. Vermoedelijk wordt de top van de achtergevel deels opnieuw opgemetseld. De schuiframen worden in het eerste kwart van de twintigste eeuw voorzien van nieuwe beglazing. De hijskapel wordt in het laatste kwart van de twintigste eeuw gerenoveerd waarbij de vormgeving iets wordt gewijzigd.
Aan het einde van de negentiende eeuw wordt het pand opnieuw ingrijpend gewijzigd. Deze keer wordt de gehele voorgevel inclusief de winkelpui opnieuw opgetrokken. De eerste vensteropening in de zijgevel op de eerste verdieping wordt eveneens vervangen in dezelfde stijl. Op de begane grond wordt een kleine vensteropening gemaakt die de inbouwkast in de winkel van daglicht voorziet. Om de metamorfose te complementeren, wordt aansluitend de gehele zijgevel aan de Achterdam voorzien van een pleisterlaag. Deze ingrepen zijn nagenoeg geheel bewaard gebleven. In samenhang met de wijziging van de gevels worden ook de indeling en de interieurafwerkingen op de begane grond vernieuwd. Er wordt een enfilade van drie kamers gemaakt, met elkaar verbonden door royale
en-suitedeuren in de achterwand van de winkel en in de tussenmuur tussen het voor- en achterhuis. Op de as van de deuropeningen wordt tegen de achtergevel van het achterhuis een schouw gemetseld met neorenaissance stijlkenmerken. De wanden van de achterkamer en de tussenkamer worden aansluitend afgewerkt met wandbespanningen. De winkelruimte wordt voorzien van een neorenaissance interieur dat qua vormgeving aansluit bij de winkelpui. Van dit interieur zijn in de winkelruimte de toonbank en de vaste kastenwand bewaard gebleven. Ook de schouw, een deel van de wandbespanningen, en de gemetselde achterwand van de winkel met de en-suitedeuren
zijn bewaard gebleven. De en-suitedeuren in de tussenmuur tussen het voor- en achterhuis zijn verloren gegaan.
Twintigste eeuw
In de loop van de twintigste eeuw vindt nog een beperkt aantal ingrepen plaats. In het eerste kwart van de twintigste eeuw wordt een deel van het plaatsje inpandig gemaakt en wordt een deel van de vensters voorzien van geel kathedraalglas en nieuw schuiframen. In het midden van de twintigste eeuw wordt de achterkamer op de begane grond voorzien van een nieuw zachtboard plafond. In het derde kwart van de twintigste eeuw wordt er een (nieuw) toilet aangelegd onder de inmiddels verdwenen trap naar de eerste verdieping.
In het laatste kwart van de twintigste eeuw wordt het pand nogmaals flink verbouwd waarbij er ook een toegang komt aan de Achterdam. De winkelruimte blijft bestaan maar de en-suitedeuren worden weggewerkt achter steengaas en stuc. Er wordt een hal gemaakt met een nieuwe spiltrap naar boven. De bovengelegen bouwlagen worden opnieuw ingedeeld. Het interieur wordt afgewerkt in de typische jaren zeventig stijl met bruin geglazuurde tegelvloeren, poriso wanden, steenstrips,
rustiek stucwerk, houten beschietingen, bruin figuurglas en groen keramiek in de badkamer. De schouw in de rechter zijgevel wordt vervangen. Deze indelingen en de interieurafwerkingen zijn behouden gebleven zoals ze gebouwd zijn.