Terug naar het overzicht

Olijven een mediterrane verrassing

Bijzondere bodemvondsten

Beerputten leveren voor archeologen een schat aan informatie op. Over kookgerei, over serviesgoed dat in een bepaalde periode gebruikt werd, maar ook over wat er zoal gegeten werd. Deze keer een verhaal over wat de vondst van olijvenpitten zoal zegt over de vroegere inwoners van Alkmaar.

Ecologisch onderzoek naar resten van planten, zoogdieren, vissen en vogelbotten (ofwel archeo-botanisch en zoölogisch materiaal) kan veel kennis opleveren over eetpatronen, voedselgewoontes en de voedsel-
economie in bepaalde tijden.

Het was vroeger de gewoonte om voedselresten in een beerput te werpen, samen met eventueel gebroken aardewerk en glazen. Om resten van planten en dieren uit beerputten te onderzoeken, nemen archeologen een zogeheten beermonster van ongeveer vijf liter. Meestal uit de stortkoker, dus daar waar ooit het toilethok stond, omdat het afval zich vooral op deze plek ophoopt.

Pitten en graten

Bij het onderzoek onderscheiden de specialisten botten van zoogdieren, visgraten en vogelbotjes, maar ook plantaardig materiaal van bijvoorbeeld specerijen, zaden en pitten.

Zo leverde de beerput die in 2002 aan de Bierkade in Alkmaar werd opgegraven een drietal olijfpitten op. Ook een spoelresidu dat in 1994 uit een beerput aan de Laat werd gehaald, bleek drie olijfpitten te bevatten. Er zijn dertig verschillende olijfsoorten en de pitten kunnen in grootte verschillen, maar de hier gevonden pitten waren klein van formaat, zoals de pitten van de groene olijven uit de supermarkt. Ook in de beerput van ‘Het Hoff van Holland’ aan de Doelenstraat werd zo’n olijfpit gevonden.

Zeldzaam

Nu is de vondst van olijfpitten in het algemeen vrij zeldzaam. In de Romeinse haven in Velsen zijn er weliswaar een heleboel gevonden uit de tijd dat de romeinen in ons land waren, maar bij opgravingen in het post-romeinse tijdperk zijn olijvenpitten schaars.

Wie zich de weelde van een dergelijke mediterrane vrucht kon veroorloven, behoorde namelijk tot de eliten van een stad. Olijfpitten zijn in ons land dan ook bijna alleen gevonden bij kastelen en herenhuizen.

Elitair

Op twee van de vindplekken gaat deze redenering zeker op. De gebruiker van de beerput aan de Laat zal ongetwijfeld tot de elitaire Alkmaarders behoord hebben. Dat is te zien aan de kwaliteit van het aarde- en glaswerk dat hier gevonden is.

En de eigenaar van de beerput aan de Bierkade was hoogstwaarschijnlijk een chirurgijn. Het aardewerk uit deze put is afkomstig uit de late zeventiende eeuw. En het is goed mogelijk dat de chirurgijn de olijven gebruikte als geneesmiddel. Bij de Grieken en Romeinen had olijfolie namelijk een medicinale waarde. En veel medicinale wetenschappelijke boeken waren gebaseerd op de Griekse ideeën over geneeskunde.

Opmerkelijk

Voor herberg ‘Het Hoff van Holland’ geldt een ander verhaal. Hier werd dus slechts één olijfpit in het zeefresidu ontdekt. En gezien het feit dat de beerput van deze herberg in het eerste kwart van de zeventiende eeuw in gebruik was (circa 1605-1638 ) is deze olijfpit de oudste die tot nu toe in Alkmaar gevonden is. Het gevonden gebruiksgoed uit deze beerput duidt echter niet op een elitair etablissement. Integendeel! Nu zou het kunnen zijn dat er af en toe een exclusieve maaltijd met olijven werd bereid voor de Alkmaarse schutterij aan de overkant van de straat. Uiteraard is de vondst van een enkele olijfpit wat summier om dit te onderbouwen, maar het blijft een opmerkelijke en buitengewone vondst op deze plek.

Sjaak Waterlander

(Gepensioneerd medewerker archeologie, nu vrijwilliger)