Jazzy en Jaap restaureren zeventiende-eeuws rijksmonument
“Het vinden van het oude houtskelet was voor ons de jackpot!”
Anderhalf jaar geleden kregen Jazzy de Groot en Jaap Bernaert de sleutel van een zeventiende-eeuws rijksmonument aan het Verdronkenoord in Alkmaar. Jazzy restaureert schilderijen van oude meesters en is huismeester van het Huis van Achten en Jaap is modellenmaker en eigenaar en bewoner van een oud pakhuis aan de Spanjaardstraat dat hij eigenhandig verbouwde. Beiden binnenpoorters en beiden met een groot hart voor oude, liefst zeventiende-eeuwse huizen. Toen de mogelijkheid zich voordeed het grachtenpand aan het Verdronkenoord te kopen, twijfelden ze geen moment. Het was het begin van een ontdekkingstocht vol verrassingen.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
“We zitten nu midden in een heel intensieve verbouwing en renovatie,” vertelt Jazzy als we een bezoekje brengen aan het huis aan het Verdronkenoord, waar, als je eenmaal binnen stapt, niet heel veel meer van overeind lijkt te staan. “We zijn nu op het punt dat eigenlijk al het hoog monumentale nog staat en we weer op gaan bouwen. Dus het is erg kaal, allemaal.”
Jaap: “Ja, er is veel werk aan de winkel, maar er ook al veel gedaan. Ik ben bijvoorbeeld druk bezig met het maken van de korbelen, zoals ze er waarschijnlijk vroeger uitzagen. Ik heb een achtergrond in het maken van gietmallen. Dus gewend om te werken met hout en verschillende andere materialen. We hebben daar heel goede gesprekken over gehad met Erfgoed en ik heb akkoord gekregen om dit zelf te mogen doen.”
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Pellen
Jazzy: “Ja, heel leuk! We hebben allebei nog nooit van ons leven een rijksmonument gerenoveerd, dus we wisten echt niet hoe dat werkt. We spreken de taal dan misschien wel vanuit ons werk, maar het zelf doen is een ander verhaal. Toen we na de aankoop contact opnamen met de vakgroep Erfgoed van de gemeente, kwam Anne Pauptit, monumentenadviseur, meteen kijken. Hij gaf aan dat we alvast mochten beginnen met pellen. Het gips weghalen, dan. Gelukkig vertrouwde hij er na onze gesprekken wel op dat we geen rare dingen zouden doen.
Dus wij gingen pellen en Anne kwam af en toe langs. Dan overlegden we en dacht hij mee. We vroegen Rob de Vries erbij als restauratie architect. Die is ook bouwhistoricus, dus hij kon ook een waardestelling maken. Daarin wordt aangegeven wat monumentaal is en hoog monumentaal en wat dus beschermd moet worden. Er zat bijvoorbeeld een uitbouw aan die we eraf wilden. Die was later aangebracht maar evengoed beschermd. Uiteindelijk is na zorgvuldig overleg en afwegen besloten dat we een nieuwe uitbouw mogen maken.
Toen we het huis kochten, stond er eigenlijk een soort gipsen doos in, waar de kamers in waren gemaakt. Dus twee verlaagde plafonds en twee voorzetwanden. Die zijn we gaan pellen en toen ontdekten we dat het zeventiende-eeuwse houtskelet er nog wel in zat. Dat was voor ons echt de jackpot!”
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Dwarskap
Jaap: “Ja, we sluiten niet uit dat hier een dwarskap heeft gestaan. Een huis met het dak in lijn met de straat. Dat kwam ook naar voren uit het archeologisch onderzoek dat hier is gedaan toen de vloer net open lag. Er ligt hier nog een fundering die waarschijnlijk de achtergevel is geweest van dat pand met dwarse kap. Waarschijnlijk hadden de mensen die hier toen woonden het perceel opgedeeld in drie verschillende woningen.”
Jazzy: “Er zijn ook monsters genomen van de oudste balken, voor dendrochronologisch onderzoek. Dat heeft Jeroen gedaan, de bouwhistoricus van het erfgoedteam. Ze kunnen aan de jaarringen zien hoe oud het hout is. En ook die uitslag klopt met wat we al gedacht hadden, dat dat huis is gebouwd in het eerste kwart van de zeventiende eeuw…”
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Geheime deur
“De eigenarenhistorie is trouwens ook een interessant verhaal waar ik nog niet helemaal uit ben,” vervolgt Jazzy. “Het huis was van een vrouw, Trijntje Klaasdochter, net als vier of vijf panden hiernaast, allemaal op een rijtje. Ze verkocht in ieder geval een deel van dit pand aan haar zus Aagje. Volgens mij het voorhuis of het achterhuis en een deel van de gang. In de archiefstukken werd beschreven dat het voorhuis aan de oostzijde in verbinding stond met het naastgelegen pand.”
Jaap: “En toen kwamen we dus die deur in de zijmuur tegen…”
Jazzy: “Daar zat eerst nog een gemetselde muur voor maar bij het pellen kwam er een deur tevoorschijn. En in die deuropening was zelfs nog een kast gemaakt die van de buren was. In de vorige eeuw dan, toen het eenmaal was dichtgemetseld.”
Jaap: “Waarschijnlijk hebben ze die ruimte destijds maar gewoon in gebruik genomen…”
Jazzy: “En hun spullen gestald in wat nu ons huis is. We kwamen nog glazen flesjes tegen en een oude lasbril. En één sieradendoosje met watjes. Heel spannend vond ik dat. Maar toen ik hem open deed, bleek het leeg te zijn.”
“Maar ik denk dus dat zij die dwarskap misschien geërfd hadden en dat ze die hebben gesloopt en er nieuwe huizen voor hebben laten bouwen. En die huizen hebben ze later verkocht. Maar er waren heel veel Aagjes en Trijntjes in die tijd, dus we komen niet veel verder.”
Maar nu zijn jullie dus de eigenaar en eigenlijk niet geheel gepland?
Jazzy: “Nee, helemaal niet, Ik was nog maar net huismeester in het Huis van Achten, een zeventiende-eeuws hofje. De zeventiende eeuw is in mijn hart gesloten en in dat pand hangt ook nog eens werk van Van Everdingen (een Nederlands schilder uit de zeventiende eeuw, red.), waar ik door mijn werk als restaurator echt een band mee heb. Ik woonde al in het hofje maar toen ik huismeester werd, mocht ik naar het grote huis verhuizen, dus dat was al fantastisch!”
Jaap: “En toen kwam dit huis op ons pad… Ik woon ook in de stad en ben, net als Jazzy, een binnenpoorter, Mijn huis aan de Spanjaardstraat, een voormalig pakhuis, heb ik van top tot teen verbouwd. Daar ben ik jaren mee bezig geweest en toen leerde ik Jazzy kennen. Eigenlijk was mijn huis net af en toen dit op ons pad kwam. Maar we hebben geen seconde getwijfeld.”
Jazzy: “Het was al een tijdje op de markt maar ik dacht: dat gaat natuurlijk nooit lukken voor ons. Maar op een gegeven moment werd het eraf gehaald en toen kwam het later terug met een lagere prijs. Op dat moment waren we op wintersport. We hadden nog geen jaar verkering en woonden dus nog niet samen, dus we dachten: leuk idee, haha! Bij een biertje op de berg zei ik: we kunnen toch altijd gaan kijken…?”
Jaap: “En van het één kwam het ander, zoals je ziet…”
De archeoloog
“Jazzy en Jaap belden ons nadat de aannemer de vloer van het bestaande huis had gesloopt,” vertelt archeoloog Rob Roedema van het Erfgoedteam. “Toen waren er eigenlijk al verschillende oude muren te zien. Dat hebben we allemaal schoongemaakt, onderzocht, opgetekend en gefotografeerd. We denken dat de oude achtergevel en het achterhuis deel uitmaakten van drie huizen die met het dak parallel stonden aan het verdronkenoord. Jazzy had al wat vooronderzoek gedaan en zij had dit al gezien op de kaart van Drebbel uit 1597. Op de kadastrale minuut uit 1832 zien we een situatie met panden haaks op het verdronkenoord, zoals de situatie nu is. Die situatie moet ergens in de zeventiende eeuw gecreëerd. Zijn. De tuin van Verdronkenoord 101 loopt, ook nu nog, dóór achter nummer 99. En in 1832 was er blijkbaar ook nog een klein deel tuin achter nummer 97! Dat kan alleen als op dat moment alle drie de panden van dezelfde eigenaar waren.
Van dit soort onderzoeken leren we veel over de stad. Dus wij zijn heel blij als mensen zoals Jazzy en Jaap ons bellen als ze gaan verbouwen en de grond open gaat. Wat nog mooier zou zijn, is als we nog een beerput vinden. Van de spullen die je daarin vindt, leer je nog veel meer. Misschien in een later stadium als de grond achter de woning opengaat…”
Bij de buren op 103 heb ik ooit een vijftiende-eeuwse beerput leeggehaald, dus het zou die kant op kunnen gaan. Dat was nog in de tijd dat ik samen met een paar andere Alkmaarders de stichting Behoud Alkmaarse Bodemvondsten had. Dus nog voordat er in Alkmaar een offficiële archeologische dienst was. Als gemeentelijke archeologische dienst hebben wij in deze hoek nog nooit gegraven.”
De bouwhistoricus
“We hebben vijf monsters genomen van de balken van de verdiepingsvloer,” vertelt Jeroen van der Kuur, bouwhistoricus bij het Erfgoedteam. Van twee balken konden we de leeftijd vaststellen. Eén balk is van rond 1619 en een andere komt uit ongeveer 1585, allebei plus of min vijf jaar. De drie andere balken zijn gekapt na 1614, na 1454 en na 1622. Preciezer kunnen we dat niet zeggen, omdat er geen spinthout is gevonden op de monsters. Dat is het buitenste deel van de boom en dat heb je nodig om te bepalen wanneer de boom is gekapt. De balken hebben dus verschillende leeftijden, maar we denken dat ze tijdens dezelfde bouwfase zijn aangebracht en dat het ging om hergebruikt hout. De decoraties van de houten constructie wijzen op een bouw van het huidige huis in het eerste kwart van de zeventiende eeuw. Dat betekent dat de constructie van het huis ouder is dan de voorgevel, waarin een gevelsteen zit uit 1677.”
“Wat opviel bij de vijf monsters van de eiken verdiepingsbalken, is dat er geen samenhang te vinden is tussen de balken. Het hout komt uit Noorwegen en Duitsland en is in verschillende jaren gekapt. Al liggen die jaren bij een paar balken dan toch weer zo dicht bij elkaar dat het niet logisch is dat ze in verschillende bouwfases zijn gebruikt. Het ligt voor de hand dat al deze balken zijn hergebruikt op het moment dat het pand werd gebouwd.”