Guus van den Berg komt archeologisch team versterken
“Dit is echt mijn droombaan!”
Hij was nog maar 8 toen hij ontdekte wat hij later wilde worden. Toen Guus van den Berg tijdens een vakantie met zijn ouders in Spanje door de resten van een romeins stadje liep, was hij verkocht. Op de middelbare school vroeg hij onze stadsarcheoloog Peter Bitter om advies voor zijn vakkenpakket en nog voor de aanvang van zijn studie, hielp hij al bij de opgraving in de Grote Kerk Alkmaar in 1994. Dertig jaar later is hij terug op het honk, nu als senior archeoloog bij de vakgroep Erfgoed van de gemeente Alkmaar: “Dit is echt mijn droombaan!”
Sinds vorige maand heeft de vakgroep Erfgoed een nieuwe collega. Guus van den Berg, senior archeoloog, sprong meteen in het diepe en werd vanaf dag één bij alle lopende onderzoeken betrokken. “Deze plek kwam voor mij als geroepen! Veel archeologen gaan op een gegeven moment bureauwerk doen. Maar dat echte ontdekken in het veld, vind ik nog steeds heel fijn. In deze functie ben je van alle markten thuis en je blijft dus ook fysiek lekker bezig. En dan ook nog eens in Alkmaar, de stad waar ik al van jongs af aan mee verbonden ben. Beter had ik het niet kunnen treffen.”
(Tekst gaat verder onder de foto’s)



Kom je zelf uit Alkmaar?
“Ik ben geboren in het ziekenhuis in Alkmaar en opgegroeid in Heerhugowaard en Broek op Langedijk. Maar Alkmaar was de dichtstbijzijnde stad, hier gingen we uit, dus de stad ken ik goed, van jongs af aan. Inmiddels woon ik al een tijdje in Callantsoog, maar Alkmaar blijft nog steeds mijn stad.”
Wanneer raakte je geïnteresseerd in archeologie?
“Dat was al jong, toen ik een jaar of zeven á acht was. Wij gingen tijdens onze vakanties vaak naar Portugal en Spanje. Op een keer was ik met mijn ouders op een heuvel in Spanje en plotseling liepen we tussen de Romeinse ruïnes. Ik kon zo door hun kamers lopen, tot ongeveer kniehoogte. Dat vond ik zo interessant, dat mijn ouders mij bij thuiskomst een Teleac cursus gaven over de Romeinen.
En dan lees je verhalen over graven van beroemde mensen uit de oudheid, die dan uiteindelijk nog gevonden worden ook. Zoals Toetanchamon of Agamemnon. Dat je daar gewoon naar kon graven als archeoloog, dat vond ik zo interessant! Je hebt het dan dus over mediterrane archeologie. Want op dat moment had ik geen idee dat dat ook kon in Nederland. Ik denk eigenlijk dat dat helemaal niet zo algemeen bekend was. Behalve misschien bij bouwvakkers die er in hun werk mee te maken kregen.”
Een brief aan Peter Bitter
“Tot ik 34 jaar geleden in de krant las dat Alkmaar een stadsarcheoloog kreeg en dat was Peter Bitter. ‘Misschien moet je hem maar eens een brief schrijven,’ zei mijn moeder toen. Want ja, dat ik archeoloog wilde worden, was al duidelijk vanaf mijn negende. Maar zeker in die tijd, zonder sociale media, liep je niet zomaar tegen een archeoloog aan. Ik had nog nooit iemand ontmoet die dit werk deed en aan wie ik kon vragen hoe het was.
Maar dat puzzelen leek me altijd ontzettend leuk. Ik had ooit gehoord van een koningsgraf, ik geloof ergens onder de Eufraat, een rivier in het Midden-Oosten. Nou, die wilde ik wel opgraven, dat was mijn jongensdroom. En dat was toen dus ook echt mijn beeld van archeologie.
Ik was 17 toen ik die brief schreef aan de gemeente. Maar het duurde nog drie jaar voordat ik ook daadwerkelijk in actie kon komen voor de archeologische dienst. Ik had Peter wel eens telefonisch gesproken voor studieadvies. En mijn vakkenpakket bleek gelukkig goed. Geschiedenis had ik al en ik moest letten op wiskunde A, want dat is goed voor meetkunde. Ook moest ik mijn ruimtelijke inzicht versterken. Biologie was ook handig geweest, maar die leraar wist me onvoldoende te boeien, dus dat had ik laten vallen.”
Opgraving Grote Sint Laurenskerk
“Maar goed, in 1994, drie jaar na die brief, was er hulp nodig bij archeologisch onderzoek in de Grote Sint Laurenskerk. Ik had me net ingeschreven voor de studie Archeologie aan de Universiteit van Amsterdam, waar ik na de zomer mee zou beginnen. Ik kreeg een officiële uitnodiging voor een kennismakingsgesprek met Peter Bitter. Vervolgens heb ik de hele zomervakantie, zes weken lang mogen graven in de Grote Kerk.”
Hoe was dat om opeens betrokken te zijn in een archeologisch onderzoek?
“Het was sowieso supergezellig! Peter Bitter was erbij, Rob Roedema, en nog een heleboel anderen. Het was een heel groot team. Maar het was ook confronterend vanwege al die graven. Het feit dat je de dood zo van dichtbij aanschouwt, vond ik wel een beetje spannend. Ik vroeg me van tevoren af hoe ik daarmee om moest gaan. Maar ik merkte dat de archeologen dit onderwerp heel respectvol behandelden. Ze wilden natuurlijk ook zoveel mogelijk te weten komen van die mensen die daar begraven lagen.”
(Tekst gaat verder onder de foto’s)



Als een soort detective
“Ja, en daar komt dan dus dat ruimtelijke voorstellingsvermogen van pas. Je moet echt goed kunnen inschatten hoe je te werk gaat bij zo’n opgraving. Hoe pak je het aan, op zo’n manier dat je het beste antwoord krijgt op de vragen die er zijn? Het is eigenlijk net alsof je als een detective bezig ben op een plaats delict. Daarom heb ik mijn eigen bedrijf later ook Plaats Relict genoemd.
En dan was er natuurlijk die fysieke component. Je bent aan het graven, aan het sjouwen met grond. Dat heb ik altijd fijn gevonden. Als je tussendoor even lekker kan beuken, dan zijn dat de momenten om je gedachten even goed op een rijtje te krijgen. Om de dingen te bespiegelen. Wat kan ik vragen aan deze archeologische resten? Wat is de beste tactiek om ze goed bloot te leggen? En natuurlijk: wat ben ik hier eigenlijk aan het vinden?”
Toen ben je dus gaan studeren, hoe verliep vervolgens je loopbaan als archeoloog?
“Tijdens mijn studie heb ik nog bij een paar onderzoeken in de gemeente Alkmaar geholpen via uitzendcontracten. Dat was aan de Kanaaldijk in Koedijk. En voor mijn stage heb ik het vondstmateriaal van zes beerputten bestudeerd in de Breedstraat.
Na mijn studie kwam ik in dienst als archeoloog bij de gemeente Vlaardingen. Na een jaar ben ik gaan werken voor Hollandia Archeologen. Vervolgens ben ik in 2009 samen met een paar collega’s in een eigen bedrijf gestapt met de naam Archeologenbureau Argo. In 2014 ging ik als zzp’er verder in mijn bedrijf Plaats Relict.”
Is het werk wat je nu doet net zo leuk als de mediterrane archeologie waar je vroeger van droomde?
“Ja, dit vind ik ook erg leuk! Zeker in de stad kom je veel muurwerk tegen en putten in de grond met allerlei vondstmateriaal. Dat komt toch wel heel dichtbij wat ik als kind voor ogen had. Ook die gestapeldheid van het landschap vind ik mooi. In de stad zijn er door de eeuwen heen continu lagen over elkaar heen gelegd. Na sloop wordt bijvoorbeeld de oude leemvloer toch weer hersteld en vernieuwd, en dan komen er weer plavuizen op en dan weer een nieuwe vloer. Dat stapelt zich dan allemaal op als een soort spekkoek. Dat gestapelde verleden vind ik heel interessant. Je ziet al die verschillende fases bovenop elkaar en kunt daar als het goed is een verhaal uit halen. Als dat lukt, dan voelt dat ook echt als overwinning. Ik denk, vergelijkbaar met wat een rechercheur zal voelen bij het oplossen van een zaak.”
Totaalpakket
“Tijdens de crisis 2009 en 2010, was er niet zoveel werk voor archeologen en toen heb ik me wel eens afgevraagd of recherchewerk misschien wat voor mij was. Ik heb ook overwogen om leerkracht te worden en heb zelfs even op de Pabo gezeten. Maar ik ben heel blij dat ik toch in de archeologie ben gebleven. En nu extra blij dat ik dit voor de gemeente Alkmaar mag doen. Je ziet steeds vaker dat gemeenten het beleid uitzetten als het gaat om archeologie en dat ze bedrijven inschakelen om te graven en de onderzoeken te doen. Maar ik wil dat totaalpakket. Als je archeologie bedrijft voor een gemeente, dan kun je alle kennis die je opdoet gebruiken om verder te verdiepen. Dan komen al die gedachtes en bevindingen die in je hoofd opkomen terwijl je met de kruiwagen loopt, allemaal ten goede aan het beleid van die gemeente. Als je bij een bedrijf werkt, ga je van gemeente naar gemeente, dat is veel vluchtiger. Dan krijg je ook nooit die binding met een bepaalde plek. En met deze stad heb ik al een binding vanaf mijn geboorte. Het is de stad waar mijn opa’s en oma’s woonden. Dus ik ben heel blij met deze match. Dit is echt mijn droombaan!”
Wat maakte tot nu toe de meeste indruk?
“Nou die opgraving in de Grote Kerk in 1994 was natuurlijk wel een mijlpaal. Maar ook de opgraving aan de Koningsweg in 2003 vond ik indrukwekkend. Daar vonden we resten van bewoning uit de zestiende eeuw. En daar zag je echt dat ze bezig waren geweest met een planmatige indeling van een klein rijtje kamerwoningen. Waarbij de functies zo waren ingedeeld dat de bewoners zo min mogelijk last zouden hebben van de dagelijks woongeluiden van de buren. En tijdens mijn studie heb ik dus geholpen met onderzoek aan de Kanaaldijk in Koedijk. Dat was ooit een soort banningsoord voor mensen uit Vrone. Het is kort na 1300 gesticht. Daarvoor was er dus helemaal niks. En zie je ineens die sporen van bewoning met heel veel vondstmateriaal van rond 1300. Daar zat bijvoorbeeld heel veel kogelpotaardewerk bij.”
Je nieuwe collega’s zijn dus niet helemaal nieuw voor je?
“Nee, dat klopt. Ik ken het team al heel lang, ook het monumententeam. En Nancy de Jong heb ik leren kennen toen ik in Vlaardingen werkte, toen liep ze stage in Alkmaar en we kwamen elkaar tegen bij de Reuvensdagen (jaarlijkse vakdagen voor archeologen, red.).
Van Rob Roedema en Peter Bitter heb ik veel geleerd. Rob is een praktijkmens. Van hem heb ik echt leren kijken. Ook als je in de stad loopt, altijd kijken naar de gevels. En dan vooral naar de bovenverdieping. En let op de rooilijnen van voor- en achtergevels en aanbouwtjes. Zeker bij achtergevels kan dat iets zeggen over de oorspronkelijke bouw. Vind je een muurtje in de grond, kijk dan altijd hoe dat eventueel wordt doorgezet in de naastgelegen panden.
En van Peter heb ik ontzettend veel geleerd op inhoudelijk gebied. Hoe je kunt reconstrueren, hoe alles in elkaar zit. Hoe je veldonderzoek uitwerkt, en hoe je dat vervolgens op schrift stelt zodat het inzichtelijk wordt voor een ander.”
Waar zal jouw dagelijks werk uit bestaan?
“Ik ga me vooral richten op de uitwerking van aardewerk en glas. Verder buig ik me over de uitwerking van eerdere onderzoeken. En ik doe natuurlijk ook veldwerk. Mijn specialiteit ligt wel echt bij stadsarcheologie. En qua periodes ben ik gespecialiseerd in de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Ik denk dat ik de kennis in het team goed kan aanvullen. Ook met de ervaring die ik heb opgedaan bij de bureaus waar ik voor werkte. Daar deed ik onderzoek door het hele land.
Op dit moment ben ik bezig met het uitwerken van de vondsten van de opgraving in de Boterstraat in 2023. Rob heeft alle vondsten geanalyseerd en ik ga er nu mee verder om de uiteindelijke beschrijvingen te maken. In overleg met Rob, uiteraard, want samen weet je altijd meer.”
Judith Flapper
Erfgoed Magazine Alkmaar 72 lente editie

Hertenbokken als hondenbrokken

Minnespel in de Boterstraat

Toen onze mop een mopje was…
