Bram Berkenpas met pensioen
Bram Berkenpas met pensioen
Hij werkt al sinds 1978 bij de gemeente Alkmaar. En hij is nog altijd blij dat hij in 2005 kon toetreden tot de vakgroep Erfgoed Alkmaar. Sindsdien adviseert Bram Berkenpas eigenaren van monumenten over onder meer subsidies. Zowel gemeentelijke als provinciale en rijkssubsidies. Daarnaast adviseert hij over vergunningen voor bijvoorbeeld het verbouwen of herstellen van een monument. Ook het controleren van monumenten en zo nodig handhaven valt onder zijn taken. Als hij ziet dat er ergens onderhoud nodig is, dan gaat hij in gesprek met de eigenaar. Maar onder dit alles komt zeer binnenkort een streep. Dit jaar bereikt Bram Berkenpas de pensioengerechtigde leeftijd en medio mei is zijn laatste werkdag. Met pijn in het hart zal hij afscheid nemen: “De contactmomenten met de monumenteneigenaren, die zijn het belangrijkst.”
Wat trekt jou aan in monumentenzorg?
“Als bouwkundige ben ik altijd al geïnteresseerd geweest in bouwtechniek en architectuur. Vooral oude panden hebben wat dat betreft interessante verhalen te vertellen. Ook omdat ze zo doorleefd zijn. Al die verschillende families die er geleefd hebben, hebben hun steentje bijgedragen aan het onderhoud en aan de geschiedenis van het pand. Bijzonder boeiend en verbazingwekkend soms. Ik werkte al 27 jaar bij de gemeente toen ik hier in 2005 terechtkwam, maar dit was verreweg de leukste plek! Dat ik hier de laatste zestien jaar van mijn loopbaan mocht werken, heb ik mede te danken aan Piet Verhoeven, die destijds afdelingshoofd was. Ik had allang gezien dat ik ontzettend veel van hem kon leren. Daar verheugde ik me enorm op, maar jammer genoeg ging hij kort daarna met pensioen. Gelukkig kon ik ondanks dat altijd bij hem aankloppen met vragen, tot op de dag van vandaag.”
Ons gesprek vindt plaats in de Grote Sint Laurenskerk, dat is niet voor niets, toch?
“Nee, de Grote Kerk is nog altijd een beetje mijn thuis. Tot 2015 was ik hier de onderhoudsman en adviseur van de Stichting Behoud Monumentale Kerken Alkmaar, die eigenaar is van de kerk. Maar die taak is nu uitbesteed aan een bureau. Sinds de fusie met Schermer en Graft-De Rijp zijn onze werkzaamheden namelijk behoorlijk uitgebreid. We kregen sindsdien te maken met stad en land met verschillende soorten architectuur. We onderzoeken nu dus ook de boerderijen en bijvoorbeeld het fort bij Marken-Binnen. Die fusie heeft ons werk alleen maar interessanter gemaakt.”
Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt?
“De restauratie van de Grote Sint Laurenskerk, waaronder de gewelfschildering ‘Het Laatste oordeel’. Ik viel met mijn neus in de boter toen ik in 2005 bij de vakgroep kwam. Want dit prachtige project, dat uiteindelijk negen jaar zou duren, was toen net gestart.
Ook het vervangen van de leibedekking van de kerk was een mooi project. Daar hebben we twee jaar over gedaan en nu mag het weer voor tachtig jaar dienst doen.
Een ander hoogtepunt was de uitwisseling met Bergama, Turkije. Dankzij Europese subsidie waren we in de gelegenheid kennis uit te wisselen met deze historische Turkse stad. Ik ben er een paar keer geweest, onder meer om mijn kennis te delen over monumentenbeleid. Toen de delegatie in Nederland was, heb ik de Turkse vakgenoten rondgeleid door onze gemeente. Dat leidde soms tot opmerkelijke reacties. Zo konden ze maar moeilijk begrijpen dat je kunt wonen in een molen. En toen de molenaar de wieken liet draaien, vroegen ze zich af hoe het kon dat de molen bijna geen geluid maakte…”
Met jou gaat er straks wel een hoofd vol kennis weg…?
“Ja, dat klopt. Ik probeer natuurlijk wel zoveel mogelijk over te dragen. Errol van der Sijde gaat een groot deel van mijn werk overnemen, met name als het gaat om subsidies. Hij is bezig met de opleiding tot monumenteninspecteur en ik begeleid hem deels. Al gebeurt dat in deze coronatijd nu vooral digitaal. Maar het meeste leer je door de ervaring die je opdoet in de loop van de jaren, vooral op de steiger in de praktijk.
Mensen denken vaak onterecht dat monumentenzorg niet meer is dan een pakketje regels. Die regels zijn er wel, maar je beoordeelt elke situatie ter plekke. Behalve naar wettelijke regels kijk je dan ook naar cultuurhistorische waarde. En dat kan elke keer een andere uitkomst opleveren. Afhankelijk van het soort monument en de wensen van de eigenaren.”
Komen die wensen niet altijd overeen met de ideeën van de vakgroep Erfgoed?
“Mensen willen hun pand natuurlijk graag mooier en comfortabeler maken. Maar ze zijn zich niet altijd bewust van bepaalde monumentale waarden. Zo is het voor ons soms belangrijk om verschillende bouwfases in stand te houden. Soms kom je in één pand bijvoorbeeld elementen tegen van het Neoclassicisme, van Art nouveau én van Art deco of Amsterdamse school tot en met stijlen van plaatselijke architecten. Die nieuwere stijlen zijn er dan in de loop van de tijd aan toegevoegd. En juist dat alles bij elkaar vertelt een verhaal. Dan zou het jammer zijn om een pand bijvoorbeeld helemaal terug te brengen naar de oorspronkelijke bouwstijl.”
En als je dan iets nieuws aanbouwt?
“Dan geldt hetzelfde principe. Wij adviseren meestal om de oude stijl niet te kopiëren. Bijvoorbeeld als je de nok wilt verlengen. Laat dan gewoon zien dat het nieuwe deel uit 2021 komt door bijvoorbeeld de nieuwe nok en aanbouw ondergeschikt te maken aan het hoofdgebouw. Het is juist interessant om verschillende bouwfases later nog te herkennen. Of stel dat je een afgesloten keuken hebt en je wilt die bij de kamer trekken. Dan adviseren om een portaal te maken, zodat je nog kunt zien hoe het ooit geweest was. Door er één grote ruimte van te maken, poets je in feite stukjes van bouw- en inrichtingsstijlen weg.”
Trapgevel
“In Alkmaar heb je natuurlijk veel trapgevels. Die waren tot halverwege de negentiende eeuw in de mode, maar erg onderhoudsgevoelig. Vanaf 1850 zag je daarom steeds vaker de lijstgevel, die veel beter waterdicht was af te sluiten. Nu komen eigenaren van monumenten wel eens met het verzoek een trapgevel aan te brengen op hun pand. Maar daar geven we alleen toestemming voor als aantoonbaar is dat er oorspronkelijk ook echt een trapgevel op dat pand heeft gestaan.
Een ander voorbeeld zijn de houtskeletten. Veel winkels maar ook woningen in de binnenstad zitten in een pand dat vroeger een houtskelet was. Die hebben van oorsprong van die liggende balken die ondersteund werden door korbelen. Maar toen er eenmaal winkels kwamen in die panden, kwamen er ook stellingen. En dan zaten die korbelen in de weg. Datzelfde had je trouwens in slaapvertrekken op de verdieping van woningen. Dus die werden gewoon weggezaagd. Soms komt er dan later een nieuwe winkelier of woningeigenaar die ze weer terug wil. Dat is natuurlijk een mooi streven, maar het is vaak lastig te achterhalen hoe ze er in dat pand uitgezien hebben. Een enkele keer is er nog eentje aanwezig in een andere ruimte. En die kan dan als voorbeeld dienen. Dat is bijvoorbeeld onlangs gebeurd bij het pand op de hoek van de Langestraat en de Boterstraat, MI Vida. Dankzij het enthousiasme van de nieuwe eigenaar is dat pand heel mooi opgeknapt.” (Vorig jaar was de redactie hier op bezoek voor een interview met de nieuwe eigenaar)
Wie bepaalt in Alkmaar of iets wel of niet mag met een monument?
“Allereerst hebben we een monumentencommissie waar heel kundige mensen in zitten. Zij geven bij vergunningplichtige plannen een advies aan het College. Vaak neemt de gemeente dat advies over, maar het gebeurt ook wel een enkele keer dat we in overleg kijken of we bepaalde regels misschien iets minder streng kunnen toepassen.”
Veel geleerd, de afgelopen jaren?
“Ja, zeker! Ik heb in de afgelopen jaren een heleboel trainingen mogen volgen waarvan ik veel geleerd heb. Al waren er ook trainingen bij waar ik minder mee had. Een positiviteitstraining bijvoorbeeld… Ik zeg altijd: in mijn vak ben je automatisch positief. Je bent altijd op zoek naar bouwkundige en financiële mogelijkheden voor de monumenteneigenaren. Krijg je hier geen subsidie, dan probeer je het daar. Je doet gewoon alles voor behoud van het monument. Daarbij hebben wij zeker ook oog voor comfort, als het maar gebeurt met behoud van de monumentale waarden. Het belangrijkste bij dat alles zijn de contactmomenten met de monumenteneigenaren. Zo bouw je een relatie op, waardoor mensen ook in latere situaties vaak nog eens om advies vragen. Bijvoorbeeld bij nieuwe verbouwingen of restauraties.”
Ga je je werk missen?
“Ja, dat denk ik wel. Ik merk nu dat ik eigenlijk nog wel langer door had willen werken. Achteraf heb ik me wel eens afgevraagd waarom ik twee jaar geleden besloten heb gebruik te maken van het generatiepact. Dat was een tijdelijke regeling waardoor ik nog maar de helft van de tijd hoefde te werken. Maar in die 18 uur per week kon ik natuurlijk veel minder doen en dat viel achteraf toch een beetje tegen. Uiteindelijk heb ik mijn weg hier wel in gevonden. Maar mochten ze me nog kunnen inzetten in de nabije toekomst, dan sta ik daar zeker voor open.”
(Interview: Judith Flapper)