Bouwjaar Louise Hoeve Oterleek zal waarschijnlijk raadsel blijven
Opgraving na sloop van oude stolp in de Schermer
In augustus werd aan de noordkant van de Schermer, bij de Lange Molenweg 9, de Louise Hoeve gesloopt. Een bouwvallige boerderij in een deel van de droogmakerij dat van oudsher bij Oterleek hoorde. Aansluitend op de sloop voerden onze gemeentelijke archeologen een opgraving uit waarbij ze onder meer ontdekten dat de oorspronkelijke boerderij wellicht al eeuwen ouder was dan altijd werd aangenomen.
Vooraf was een bouwhistorische verkenning gedaan door bureau IDDS. Hierin werd vastgesteld dat het gebouw in zijn geheel negentiende-eeuws oogde maar dat er sindsdien nog enkele flinke verbouwingen waren geweest. Dat was te zien aan de variatie aan negentiende- en twintigste-eeuws metselwerk. Volgens de overlevering was het bouwjaar 1844 en tijdens de sloop werd inderdaad ook een gedenksteen terug gevonden uit dat jaar. Op een kaart van Johannes Dou uit 1680 echter, staat op dit erf al een boerderij ingetekend. Die boerderij zal zijn gebouwd door de eerste generatie boeren die na de drooglegging van het meer in 1635 de kleibodems hebben ontgonnen voor veeteelt. De stolp blijkt met dezelfde afmetingen en op exact dezelfde locatie als de nu gesloopte stolp ook al op de kadasterkaart van 1817 te staan. Dus het ziet ernaar uit dat er in 1844 alleen sprake was van renovatie van het muurwerk met handhaving van een oudere kern. (Tekst gaat verder onder de foto’s)
Anderhalve stolp
De gesloopte boerderij had overigens indrukwekkende afmetingen. Uitwendig was het pand 17,4 bij 22,2 meter en daarbij was een aangebouwde stal uit 1977 niet meegerekend. De boerderij was in feite een ‘anderhalve stolp’ met een rechthoekig grondplan, rustend op een grenenhouten constructie van zes zware staanders van elk 50 bij 32 cm dik. De staanders vormden met elkaar een rechthoekige kern van 7 bij 10,5 meter. Aan de bovenkant en halverwege waren de staanders met horizontale balken verbonden. Ze werden geschoord met zware dubbele steunbalken, de zogenaamde ‘zwingen’, die met grove smeedijzeren nagels waren vastgezet.
Van oudsher diende de grote ruimte van het ‘vierkant’ volledig voor de hooiopslag. In de vier zijbeuken eromheen bevonden zich dan (met de klok mee): middenvoor de woonruimte; links van voor naar achteren de koestal; middenachter een jongveestal (in 1977 veranderd in melkruimte); rechts de ‘dars’ als een multifunctionele ruimte voor opslag van onder meer een hooiwagen en gereedschappen; en rechts voor een woon- of werkruimte met daaronder de kaaskelder.
In 1844 (of daarna) is de koestal aan de achterzijde verlengd tot een korte ‘staart’. (Tekst gaat verder onder de foto’s)
Louise Hoeve
Midden in de voorzijde had de stolp een negentiende-eeuwse dwarskap met tuitgevel en aan de voorkant was een zolder met extra woonruimte. Bij verbouwingen in de twintigste eeuw werd de voorzijde geheel opnieuw ingericht tot woonruimte. Op oude foto’s is te zien dat ook de vensterindelingen en de plek van de voordeur toen zijn veranderd. De naam Louise Hoeve kreeg de boerderij aan het eind van de twintigste eeuw.
Tijdens de sloop werd achter een twintigste-eeuwse bakstenen haard nog een oude schouw aangetroffen. Afgewerkt met paars beschilderde wandtegels en witjes van rond 1844. Helaas kwam de schouw pas te voorschijn op het moment dat de stolp met de kraan omver gedrukt werd. Een noodzakelijke actie, omdat al bij het begin van de sloop instortingsgevaar werd geconstateerd.
Er zijn vervolgens nog enkele negentiende-eeuwse tegelfragmenten geborgen. Maar ook resten van oudere tegels die destijds hergebruikt zijn als opvulstukken tussen het metselwerk en de nieuwe tegels. (Tekst gaat verder onder de foto’s)
Helaas waren toen wij arriveerden de funderingen en de kelder van het voorhuis al vrijwel volledig uit de grond verwijderd. Desondanks leverde de opgraving van de rest nog belangrijke informatie op over de bouwgeschiedenis.
Opmerkelijk is namelijk dat we totaal geen resten vonden van een eventuele oudere stolpboerderij op hetzelfde erf. De funderingen en poeren, die we aantroffen onder de negentiende-, twintigste en 21e-eeuwse bovenbouw, horen allemaal bij de oorspronkelijke boerderij. Dat roept de vraag op of de oorspronkelijke boerderij wellicht al in de zeventiende eeuw als anderhalve stolp gebouwd is op exact dezelfde plek.
Terp
De boerderij stond ongeveer in het midden van een perceel van 70 bij 100 meter. Er omheen een brede erfsloot met een dubbele rij bomen aan de binnenkant. Bij de opgraving bleek dat het volledige erf, voorafgaand aan de eerste bouw, een paar decimeter was opgehoogd met kluiten vette lichtbruine en grijze klei die bij het uitgraven van sloten waren vrijgekomen. De ophoging was aangebracht op een zwarte sliblaag van de oude meerbodem op 3,7 meter onder NAP. Hieronder begint een natuurlijk pakket gelaagde grijze kleiafzettingen met dunne zandlaagjes erin. Op de plek van de boerderij werd vervolgens, op die eerste ophoging, nog een lage terp opgeworpen tot 2,6 meter onder NAP.
De funderingen bestonden uit de zes poeren van het anderhalve vierkant en uit ondergrondse boogfunderingen onder de buitengevels. De grondbogen rustten op vierkante poeren van circa 40 bij 40 cm. Het is niet te zien of de bovenbouw op die bogen al van het begin af aan van baksteen was. We vermoeden dat het houtbouw was, omdat de funderingen tamelijk licht van uitvoering waren. Het ondergrondse metselwerk is daarbij vrij rommelig, met soms poeren van ongelijke formaten en dieptes. Ook de poeren van het vierkant zijn vrij slordig gemetseld, als onregelmatige rechthoeken met verticale wanden zonder vertandingen. Ze lagen niet zuiver haaks maar licht gedraaid. Al kan dat laatste ook het gevolg zijn van de sloopwerkzaamheden.
Wat we wel zagen, was dat zowel de poeren van de staanders als de grondbogen, direct na de eerste ophoging van het terrein zijn gemaakt. De tweede ophoging is daar vervolgens tegenaan gestort. Vlak onder de grondbogen waren nog latere aanvullingen met klei te zien. Wellicht aangebracht vanwege inklinking van de kleilagen na de bouw. (Tekst gaat verder onder de foto’s)
Half vergaan hooi
Van de inrichting van de stolpboerderij waren niet veel sporen meer aanwezig. Binnen het anderhalve vierkant vonden we harde pakketten samengeperst en half vergaan hooi. En in de dars lag op de ophoging een restant van een laag geel zand waar voorheen een vloer van gele klinkers lag. Bij de koestal troffen we aan de westrand van de hooiberg een merkwaardige ronde bakstenen waterput aan van maar liefst 160 cm breed, afgesloten met een koepelgewelf. De waterput was grotendeels halfsteens gemetseld met schelpmortel. De onderste 90 cm echter, bestonden uit éénsteens dik metselwerk en waren gemetseld met klei. Van nature zou hier weinig water komen opwellen, vanwege de kleilagen van de ondergrond. Vandaar dan ook dat de put werd gevoed door een houten koker vanuit het westen, waarschijnlijk helemaal vanaf de erfsloot. De koker was ondergronds aangelegd naar een zijopening geheel onderin de put. Hij was gemaakt van een uitgeholde boomstam van 28 cm dik, met een binnenmaat van ongeveer een decimeter. De put leverde op deze manier voldoende drinkwater, niet alleen voor de bewoners maar ook voor het vee. Ondanks dijken en sluizen had de Schermer overigens tot de droogmakerij nog brak water.
Alle ophogingen, muurresten en andere sporen die we aantroffen, bleken uitzonderlijk ‘schoon’. Dat wil zeggen dat er totaal geen vondsten van afval of potscherven waren! Dit komt deels doordat de vloeren en de haard in het woongedeelte al gesloopt en verwijderd waren. Hierdoor hebben we geen helder antwoord kunnen krijgen op de vraag naar de eerste bouwdatum van de gesloopte stolp.
Uit het kaartonderzoek blijkt in elk geval dat de fundamenten van de boerderij van voor 1817 moeten stammen. De houtconstructie van het vierkant lijkt achttiende-eeuws te zijn. En datzelfde geldt voor de gebruikte baksteen met de steenmaten van 18,5/19,5 x 8/9 x 4 cm en bij tien lagen stenen 46-47 cm dik. (Het meten met tien lagen is standaard omdat bakstenen vaak niet dezelfde dikte hebben, red.) De stenen hebben een rood baksel met zwarte puntjes erin, wat mogelijk wijst op productie in Friesland. Van de fragmenten van de hergebruikte wandtegels die verwerkt waren in de schouw uit 1844, kwamen er een paar uit de achttiende eeuw maar er waren er ook een paar uit de zeventiende eeuw.
Uiteindelijk kunnen we twee kanten op voor het vaststellen van een bouwdatum van de gesloopte stolp.
Een eerste mogelijkheid is dat een zeventiende-eeuwse bouwfase toch nog verborgen ligt in de bodem. Dit zou dan pal ten oosten zijn van de nu gesloopte stolp. Op de kaart van Dou uit 1680 lijkt het geschetste bouwsel namelijk niet midden op het erf te staan.
Maar als dat het geval was, als de zeventiende-eeuwse boerderij inderdaad pal naast de gesloopte boerderij heeft gestaan, dan zouden we daar tijdens de opgraving wel fragmenten puin of afval van hebben aangetroffen. En dat is niet gebeurd.
Een tweede mogelijkheid is dat de gesloopte boerderij toch al kort voor 1680 gebouwd is. In dat geval zou het een vroeg voorbeeld zijn van de toepassing van deze specifieke baksteensoort en van de houtconstructie van het anderhalve vierkant. Deze optie heeft duidelijk onze voorkeur maar we kunnen het aan de hand van de resultaten van de opgraving dus niet bewijzen.
Peter Bitter
Literatuur
M. van Dam, 2022: Bouwhistorische verkenning met waardenstelling Lange Molenweg 9, Oterleek, Gemeente Alkmaar, Noordwijk (IDDS rapport project A2167)