Archeoloog Niels Tuinman komt erfgoedteam versterken
“Als het om je eigen gemeente gaat, zijn alle tijden interessant”
Het gemeentelijke Erfgoedteam heeft er weer een nieuwe collega bij: Niels Tuinman, archeoloog. Niels ondersteunde het team al bij verschillende opgravingen, toen nog namens Hollandia Archeologen. Sinds 1 september is hij in dienst van de gemeente Alkmaar en helpt hij het team de geschiedenis van Alkmaar te ontrafelen via ondergrondse bronnen: “Dichtbij huis kun je zoveel interessante ontdekkingen doen!”
“Ik kwam in contact met het team van de gemeente Alkmaar na de nieuwjaarsbrand van 2015 in de Langestraat. Toen was er een grote opgraving waarbij ondersteuning nodig was en daarvoor klopte de gemeente aan bij Hollandia Archeologen in Zaandijk.
Vervolgens mocht ik helpen bij opgravingen aan het Verdronkenoord, de Boterstraat, de Kerkstraat in de Rijp, de Tames Visserstraat in Schermerhorn, het Ritsevoort, Langestraat 107, en de opgraving aan de Kennemerstraatweg op de plek waar vroeger Koekenbier zat.
In die gevallen werd ik ingehuurd maar Hollandia Archeologen, mijn vorige werkgever dus, doet ook veel projecten in eigen beheer. Alkmaar is namelijk één van de weinige gemeenten die eigen archeologen in dienst hebben. Bij Hollandia deden we bijvoorbeeld regelmatig opgravingen voor de BUCH gemeenten, die landschappelijk en archeologisch gezien veel raakvlakken hebben met Alkmaar.”
Hoe kwam je op het idee om archeoloog te worden?
“Ik heb altijd veel interesse gehad in geschiedenis. Alleen sprak de praktische kant (van archeologie) me meer aan dan de boeken en de archieven. Dat is eigenlijk het verhaal(tje) dat ik altijd vertel op feestjes, net als mijn studiegenoten. Wij maakten daar onderling wel grappen over…”
Het was dus niet het schatzoeken wat je trok?
“Nee, ik ben eigenlijk nooit zozeer op de vondsten gericht geweest. Al begint dat steeds meer te komen. Ik merkte het pas met een uitje dat we hadden als team samen met de vrijwilligers van Open Monumentendag. Toen maakten we onder meer een vaartocht door De Rijp. En dan ben ik met mijn collega’s wel steeds aan het kijken naar plekken waar gebaggerd is of waar een boom is omgevallen. Dan wil je weten wat daarachter of daaronder zit. Mijn nieuwsgierigheid groeit dus door de ervaring die ik inmiddels heb opgedaan. Op een gegeven moment weet je wat je waar wel of niet kunt vinden en daar ben je dan op gespitst. Mijn vriendin komt bijvoorbeeld van het eiland de Woude en ik weet dat daar vondsten uit de ijzertijd zijn gedaan, langs de slootkant. Daar ben ik nu dus wel steeds op aan het letten.
En op vakantie in Frankrijk nam ik haar mee naar velden met vuurstenen. Op een gegeven moment reden we een dorpje binnen waar alle huizen uit vuursteen waren opgebouwd. Dan ga ik dus meteen zoeken, in de hoop een stukje bewerkt vuursteen te vinden. In de steentijd zijn er ontelbare afslagen en voorwerpen gemaakt van vuursteen. Dat zou toch geweldig zijn als je een stukje vindt dat duizenden jaren geleden bewerkt is door mensen? Dat is trouwens niet gelukt hoor. Ja, wel vuursteen, maar niet bewerkt. En mijn vriendin die hoogzwanger was, vond het na een paar uurtjes in de brandende zon ook wel weer genoeg.”
(Tekst gaat verder onder de foto)
Universiteit
“Ik ben Archeologie gaan studeren op de Universiteit Leiden, omdat ik nog niet wist wat ik wou. En daar heb je heel veel keuzes: Caribische archeologie, het Nabije Oosten, het Midden-Oosten, Klassieke archeologie, Noordwest Europa, noem maar op. In eerste instantie dacht ik aan Caribisch en het Nabije en Midden-Oosten, maar gedurende de studie werd ik steeds realistischer. Je moet ook kijken waar werk in te vinden is. Uiteindelijk ben ik afgestudeerd met een master in Klassieke Archeologie en Veld Archeologie in de keuzeruimte.
Voor mijn bachelor scriptie was ik in Zeeland, waar ik Nehalennia bestudeerde, een inheemse beschermgodin, waarvan daar veel stenen altaren zijn teruggevonden. En voor mijn master was ik in Ostia, de voormalige havenplaats van Rome aan de Tiber. Daar verdiepte ik me in de stadsopbouw in de Romeinse tijd.
Maar in feite ben ik me steeds meer gaan focussen op archeologie in Nederland met Klassieke archeologie als hoofdvak en een keuzevak veldarcheologie over hoe je opgraaft in Nederland.
Op de universiteit leer je namelijk vooral de archeologische theorie. De praktijk kwam pas na mijn afstuderen. Daar ben ik mijn vorige werkgever Hollandia heel dankbaar voor. Ik kwam daar in 2014 eigenlijk blanco binnen. Wel met heel veel ideeën over archeologie, maar het opgraven zelf moest ik nog leren. Ik heb daar negen jaar met ontzettend veel plezier gewerkt.”
En toen koos je ervoor om ambtenaar te worden?
“Ja, de collega’s hadden mij enthousiast gemaakt voor een positie bij het gemeentelijke team Erfgoed en afgelopen zomer deed de kans zich voor.
Wat Alkmaar voor mij bijzonder maakt, is dat het mijn eigen gemeente is. Ik dacht altijd: hoe ouder hoe interessanter. De bronstijd en de ijzertijd, wat ik dus wel tegenkwam tijdens opgravingen in de regio, vond ik verreweg het leukst.
Maar als ik bezig was voor Alkmaar merkte ik opeens dat de tijd me niet zoveel uitmaakte. Ik ben hier gewoon enthousiast over alle periodes, want ik kom hier vandaan, ik ben hier geboren. Neem bijvoorbeeld de industrie langs het Zeglis. Als ik daar iets vind uit de negentiende eeuw, dan vind ik dat een stuk interessanter dan wanneer ik elders iets vind uit die tijd. Of neem de kastelen in Oudorp. Ik voetbalde vroeger in Oudorp maar pas toen ik studeerde, kwam ik erachter dat daar ooit kastelen stonden.
En wat voor de tijd geldt, geldt ook voor de plek. Je denkt misschien snel dat in het buitenland alles mooier is. Maar dichtbij huis, in je eigen stad, kun je een hele hoop interessante ontdekkingen doen. En hoe meer je onderzoekt, hoe interessanter het wordt.”
Wat beweegt jou in je huidige werk?
“Nou, het archeologische erfgoed van Alkmaar zo goed mogelijk beschermen en behouden. En dat niet alleen, ik wil het ook uitdragen, ik wil mensen enthousiast maken met wat we ontdekken over Alkmaar. Juist dat naar buiten treden met die kennis, geeft het vak bestaaansrecht. Het belang van archeologie is natuurlijk erkend en vastgelegd, maar wat heb je eraan als je het niet aan de mensen laat zien?
Dat is ook één van mijn wensen, dat we nog veel meer objecten uit het archeologisch depot laten zien op de website, met mooie foto’s en uitleg.
Ik vind het altijd wel grappig als ik vertel over mijn werk. Dat we kijken naar de funderingsresten, naar grijze vlekken en kleurverschillen, naar bakstenen en allerlei soorten sporen. Dan dwalen de gedachten van de meeste mensen al snel af. Want mensen willen weten wat je gevonden hebt, de bijzondere dingen. Maar het één kan niet zonder het ander. Het is ons werk om al die dingen die ik net noemde in kaart te brengen, te documenteren. Dat wat je vindt, kan niet zonder de context waarin je het vindt.
Op dit moment ben ik bezig met het verslag van de opgraving aan de Boterstraat. We werken tijdens zo’n opgraving op hele grote watervaste tekenvellen. Daar komt alles op te staan. Sporen, vondsten, opmerkingen… En je maakt elke dag een dagrapport. Weer terug op kantoor trek je elk lijntje over en ga je alles digitaal maken.
Datzelfde doe ik met de tekeningen en rapporten van de opgraving aan de Langestraat 107. Van de houtskool die we daar aantroffen hebben we nu monsters genomen. Die gaan naar een laboratorium voor nader onderzoek.”
Wat maakte de meeste indruk?
“Uit de tijd voordat ik bij de gemeente Alkmaar werkte, waren dat een paar houten lepels uit de Romeinse tijd. Die vonden we in Heiloo in een waterput. Ze zijn een halve meter groot en er zijn in Nederland maar een paar lepels bekend die erop lijken. Maar dit zijn halffabricaten, ze zijn nooit afgemaakt. Dan ga je meteen allemaal dingen bedenken. Wat is de betekenis en waarom alleen onaffe exemplaren? Dat blijft dan een beetje gissen en daar heb ik eigenlijk een hekel aan.
Als ik kijk naar mijn ervaringen in Alkmaar, is de opgraving aan de Langestraat, in 2015, me erg bijgebleven. Het was mijn eerste grote opgraving waar we dan ook meteen enkele weken bezig waren. We stonden toen wel twee meter onder het straatniveau. Daar is natuurlijk ook die gouden ring gevonden van Maria Tesselschade. En eerst dat gegraveerde stuk glas. Dat was al heel gaaf. Heel bijzonder ook om te zien hoe enthousiast Bert Waardijk was. De aanleiding waarbij ook zijn schoenenwinkel was verbrand, was natuurlijk helemaal niet leuk. Maar hij was erg betrokken bij de opgraving. Ik vond het heel mooi om te ervaren dat mensen je werk zo kunnen waarderen.”
Terug naar het overzicht met artikelen van Erfgoed Magazine Alkmaar 68