Archeologisch onderzoek bij parkeerterrein Noordwestziekenhuis verder uitgewerkt
Van prehistorische bewoning tot pleziertuinen aan de Liefdelaan
In oktober vorig jaar onderzochten onze archeologen een parkeerterrein van het Noordwestziekenhuis. We lieten er al het één en ander van zien via onze social media. Inmiddels is het onderzoek binnenshuis verder gegaan en wordt steeds meer duidelijk over dit stukje Alkmaar waar al in de prehistorie gewoond werd. Niels Tuinman neemt ons mee in de geschiedenis van deze plek die op de strandwal ligt en dus één van de oudste plekken in Alkmaar is.
Het onderzoek was op parkeerterrein P5. Het ligt tegen de Alkmaarderhout aan en wordt aan twee zijden omgeven door het park. Dit terrein, waar voorheen ook de traumahelikopter landde, wordt teruggegeven aan het park. Vandaar dat archeologisch onderzoek mogelijk was.
De ondergrond bestaat hier uit zand en dat komt doordat de locatie op de strandwal ligt van Castricum, Heiloo en Alkmaar. De strandwal is een zandrug die dwars door een deel van de gemeente Alkmaar loopt en die gevormd is rond 2000 voor Christus. Doordat de strandwal ‘hoog en droog’ lag was dit een goede plek om te gaan wonen. En precies om die reden zijn in de bodem van de strandwal al vaak sporen aangetroffen van zeer oude bewoning.
Eerder onderzoek
Dat er op de zandrug oude archeologische resten te vinden zijn, bleek al in 1992. Toen is al een archeologisch onderzoek uitgevoerd vlakbij deze plek, als voorbereiding op de verbouwing van het ziekenhuis. Tijdens dit onderzoek zijn onder andere waterputten en paalkuilen opgegraven uit de vroege middeleeuwen. Ook zijn er lagen gevonden van een heel oude akker waarin de ploegsporen van een prehistorische ploeg (eergetouw) te zien waren.
Uit historische gegevens is bekend dat op deze plek, voordat het terrein bij het ziekenhuis gevoegd werd, de Liefdelaan liep. Aan deze smalle straat hebben tot in de jaren zestig van de vorige eeuw kleine woningen gestaan die uiteindelijk gesloopt zijn.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)



Pleziertuinen
Voordat deze woningen er stonden, was het gebied, in ieder geval in de achttiende en negentiende eeuw, in gebruik als pleziertuinen voor de rijkere Alkmaarders. Op de Kadastrale Minuut, een kaart die rond 1820 gemaakt is, zien we dat er toen huizen met koepels stonden op de plek van de opgraving. Dat waren kleine gebouwtjes met een koepelvormig dak met vaak een zeshoekige of achthoekige plattegrond. Die koepels kun je zien als een soort prestigeobjecten, die de eigenaar gebruikte voor zijn vrijetijdsbesteding. Er werd bijvoorbeeld vaak thee gedronken. Vandaar dat ze ook wel theekoepels werden genoemd.
Op een oudere een historische kaart van Panders uit 1765 zien we dat op deze plek verschillende kleine (tuin)huisjes staan. De huisjes hebben mooie siertuinen die in die tijd ook wel ‘pleizier tuinen’ genoemd werden. Wat opvalt, is dat de straat die in de twintigste eeuw de Liefdelaan heet, op de kaart van Panders de Schagerlaan genoemd wordt. De Liefdelaan lag in die tijd ten oosten van de tuinen en was in feite een smal pad tussen de verschillende tuinen in.
Theekoepel
Een mooie omschrijving van één van de pleziertuinen die hier gelegen hebben is te vinden in de Alkmaarsche Courant van 1799. In deze uitgave wordt een Pleziertuin voor verkoop aangeboden met de volgende tekst: ‘…te koop: den opstal van een extra mooije PLAIZIER TUIN gelegen in de Vernebroek op Ropjeskuil, een uitgang hebbende in de Liefde-laan; voorzien met een steene en Gestucadoorde Coupel, Keuken, Secreet, Regen- en Putwaters-Pompen; hebbende een alleraangenaamst Uitzicht in den Hout, en zynde gem: Tuin naar de nieuwste smaak met eqxuise Vrugtbomen beplant…’.
Uit dit bericht kunnen we opmaken dat hier dus al in 1799 sprake was van een gestucte koepel. Misschien dus wel een theekoepel. Bij de start ons onderzoek, afgelopen najaar, hielden we dus niet alleen rekening met oude prehistorische en middeleeuwse resten maar ook met de funderingen van de huisjes die ooit bij de pleziertuinen hoorden.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Serviesgoed
De eerste dagen legden we een vlak aan waarin we heel veel donkergrijze kuilen zagen. Sommige van die kuilen waren afdrukken van oude palen. Andere kuilen zaten vol met oud afval en weer andere kuilen waren een stuk groter en rond. Dat bleken waterputten te zijn. Het aardewerk, dat we vonden in deze kuilen en in de vrijgekomen grond, was meestal serviesgoed. Met onder andere delen van theepotten en theekopjes die rond 1800 werden gebruikt. Een mooi voorbeeld hiervan is een theepotje van slechts 7,5 centimeter hoog. Het komt van een kinderservies dat in de negentiende en twintigste eeuw gebruikt werd.
Bij het uitbreiden van de opgravingsput richting het westen en het zuiden veranderden de archeologische sporen. Hier vonden we niet alleen meer resten van muren van vrij kleine gebouwen met ondiepe fundaties. Hier begonnen zich ook lange rijen ‘moesbedden’ af te tekenen in het zand. Moesbedden zijn lange, smalle stroken omgeploegde grond die gebruikt werden voor kleinschalige tuinbouw.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)


Kelder
We vonden de resten van waarschijnlijk vier afzonderlijke gebouwen die destijds waarschijnlijk gebruikt werden als plek om vrije tijd door te brengen bij de siertuin. Ze lagen vrijwel op één rechte lijn, met direct ten westen daarvan de moesbedden. Van het meest noordelijke en het meest zuidelijke gebouw waren de resten het beste bewaard gebleven. Hiervan konden we zowel de voor- als de achtergevel vastleggen. Het zuidelijke gebouw was het meest compleet. Dat had aan de oostzijde nog een kleine uitbouw met een keldertje. Die kelder zat vol met puin en beschilderde tegels. De tegels komen uit dezelfde tijd als de tegels die vlakbij in een puinkuil gevonden zijn. Het kan goed zijn dat ze van dezelfde locatie komen. Mijn collega Rob Roedema schreef over deze tegels in zijn rubriek ‘Vondst op vrijdag’ op 24 januari. Aan de bakstenen van de funderingen konden we zien dat dit gebouw waarschijnlijk uit de zeventiende eeuw komt. En dat komt goed overeen met de ouderdom van de tegels uit de kelder.
Waterputten
Ten oosten van de gebouwen vonden we een groot aantal waterputten. In de meeste gevallen waren ze opgebouwd uit verschillende lagen bakstenen in een cirkel, tot wel een meter hoog. Onder de lagen steen was vervolgens een houten ton geplaatst zonder deksel en bodem. Al de waterputten zijn met behulp van de graafmachine ‘gecoupeerd’. Dat betekent dat we zo’n put doormidden snijden, zodat we de verschillende lagen met vullingen kunnen bekijken.
Vervolgens hebben we de houten duigen van de tonnen verzameld. Dat we dat doen, heeft verschillende redenen. Ten eerste kan het hout gebruikt worden voor dendrochronologisch onderzoek. Dan kan aan de hand van de jaarringen de leeftijd van het hout bepaald worden. In het beste geval kun je met zo’n onderzoek zelfs het seizoen bepalen waarin de boom gekapt is.
Merktekens
Maar er is nog een andere reden om de duigen van de tonputten te verzamelen. En dat is omdat er heel soms merktekens op de buitenzijde van de tonnen staan. En die kunnen informatie geven over de eigenaar van de tonnen en over de inhoud van de ton.
Eén van de tonnen bleek erg uitgebreide merktekens te hebben. Met onder andere de lettercombinaties WB en AP. Dat zouden de initialen kunnen zijn van keurmeesters of van de eigenaren van de tonnen. Rechts van de AP zie je drie cirkels met daaronder een lijn recht naar beneden. We weten nog niet zeker wat die voorstellen. Misschien zijn het ijktekens, maar het kan ook een gestileerd weergegeven bloem zijn. Ook de losse B rechts van de drie cirkels is nog een vraagteken. Uit één van de gecoupeerde waterputten kwam een aantal vondsten tevoorschijn. Onder andere resten van een borstel, stukjes leer en een vrijwel complete glazen ‘wafelbeker’ kwamen naar boven. Dit glas komt uit het midden van de zeventiende eeuw. En dat wijst erop dat de huisjes en siertuinen er misschien al veel eerder waren dan gedacht. Ook de beker met wafels was al een keer onderwerp in de rubriek ‘Vondst op vrijdag’.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)



die onder de waterputten zaten. Met geel zijn de versieringen of merktekens aangegeven.
Middeleeuwen
Naast de sporen en vondsten die we kunnen koppelen aan de siertuinen en de theekoepels, kwamen we ook oudere sporen tegen. Onder de funderingen van de gebouwen liep een vrij brede sloot die nog zichtbaar was als een donkere baan in het zand. De sloot had meerdere donkere vullingen, wat er op wijst dat de sloot verschillende keren is dichtgeslibd en opnieuw uitgediept. We vonden zelfs wat aardewerk. Verschillende aardewerkscherven die we uit de voormalige sloot naar boven haalden, kwamen uit de volle middeleeuwen, de tiende tot dertiende eeuw na Christus. Tussen de middeleeuwse scherven zaten bijvoorbeeld een paar scherven kogelpot-, Paffrath-, Pingsdorf- en Hunneschansaardewerk. Of de sloot echt in de middeleeuwen gegraven is, blijft onduidelijk. Maar de scherven geven aan dat er in ieder geval in de directe omgeving werd gewoond in die tijd.
Deze sloot was niet het oudste wat we aantroffen tijdens het onderzoek. Ook een fragment inheems Romeins aardewerk werd gevonden op het terrein. Doordat dit stukje aardewerk niet gevonden werd in een duidelijk spoor, weten we niet waar deze scherf vandaan kwam.
(Tekst gaat verder onder de foto)

Nog ouder?
Er was trouwens nog een spoor en dat zou nog wel eens veel ouder kunnen zijn. Dat was een grote kuil die vanuit het zand door de onderliggende veenlagen gegraven was. We hebben ook dat spoor gedocumenteerd. Maar omdat hier geen vondsten uit kwamen die we konden dateren, konden we de ouderdom ter plekke niet bepalen. Boven in de kuil zaten een paar sporen uit de zestiende eeuw waardoor we weten dat de kuil in ieder geval ouder is.
Verder zijn er een paar grote stukken dierlijk botmateriaal uit de kuil verzameld, waarschijnlijk van een rund. De functie van de grote kuil was in het veld onduidelijk maar het kan bijvoorbeeld een drinkkuil zijn geweest voor vee. Dankzij het gevonden botmateriaal kunnen we in een latere fase C14 onderzoek laten doen. Daarbij wordt koolstof gebruikt om de ouderdom vast te stellen van natuurlijk materiaal. En in dat geval ontdekken we misschien alsnog hoe oud dit spoor moet zijn geweest.
Niels Tuinman, archeoloog
Erfgoed Magazine Alkmaar 72 lente editie

Een beker met wafels

Graven bij het ziekenhuis in de Alkmaarder Hout

Tegels van de helikopterplaats
